dinsdag 22 februari 2011

Chardin, de schilder van de stilte (25 december 2010)


Het was iets voor kerst toen ik in 1997 voor het eerst in Ferrara was. De winterzon belichtte de stad van de Estes als de set van een historische film. De lucht, koud en flinterdun, penetreerde bij elke ademhaling tot in de uiterste puntjes van mijn longen. Elk lokaal nodigde uit. Een Lambrusco, een toost, op Ferrara, op Italië, op de toekomst.
De volgende ochtend toonde de stad haar andere gezicht. Mist, wat in Ferrara enkel zo genoemd wordt omdat er geen superlatieven voor zijn. De wereld was van het ene op het andere moment zo klein geworden dat je slechts met moeite de andere kant van de straat kon zien. Een klamme, waterkoude deken die je omhult, bezit van je neemt. IJskoude vingers die zelfs het binnenste van je botten lijken te beroeren.
Het is die mist, die het antieke, rijke Ferrara tussen pakweg 1200 en 1500 construeerde. De mist verhulde, ontnam het zicht op het zichtbare wat onzichtbaar werd in het grijs. Struikrovers werden één met hun omgeving, en hadden vrij spel. De stad wapende zich tegen de misdaad door het groen zo goed als geheel uit het straatbeeld te bannen. En zo vormde Ferrara zich als een bijna "kale" stad.
Achter de ongastvrije facades van de imponente 'palazzi' gaat echter een heel andere wereld schuil. Bijna elk pand heeft een weelderige interne tuin, waar het geluid van de straat slechts van heel ver in flarden hoorbaar is en waar de stilte voor de rest enkel doorbroken wordt door het getsjilp van de vogels.

Ook het Palazzo dei Diamanti heeft haar interne tuin. Die is echter een stuk minder spectaculair als de buitenkant van het door Biagio Rosetti, in opdracht van de graaf Sigismondo d'Este ontworpen gebouw. De buitenmuren zijn opgetrokken uit ongeveer 8500 blokken van marmer, die allemaal de vorm van de punt van een diamant hebben. Toen het palazzo klaar was, in 1503, ontstond de legende dat er in elke punt een echte diamant schuil ging. Dat verklaart de vele beschadigingen van de onderste puntenrijen, veroorzaakt door goedgelovige gelukszoekers.




Vanaf 1832 is het Palazzo dei Diamanti in bezit van de gemeente Ferrara, die er een museum van gemaakt heeft. Op het ogenblik is er onder de naam 'Il pittore del silenzio' ('De schilder van de stilte') een tentoonstelling te zien van de Franse schilder Jean-Baptiste Siméon Chardin.



De eigenzinnigheid van sommige kunstenaars verdient op zich een zekere bewondering. Chardin was een van die eigenzinnige kunstenaars. Geboren op 2 november 1699 in een Parijs dat steeds nadrukkelijker de rol van episch centrum van de Europese cultuur en kunst opeiste viel hij met zijn poeperd precies in de rococo-beurre. De rococo, ook wel de late barok genoemd, kende haar bloeitijd immers van de vroeg tot de laat 18e eeuw. Wie het vroege werk van Chardin vergelijkt met dat van de trendsetters van de rococo, zoals bijvoorbeeld Jean-Antoine Watteau, kan niet anders dan concluderen dat de Parijzenaar weinig gemeen had met zijn tijdgenoten. Zijn werken misten de delicate (pastel-)kleuren, de gezochte vormen, de ornamenten en vooral de (perfecte) mensenfiguren die zo typisch waren voor die tijd. Daar waar de rococo-doeken bijna hoorbaar aanwezig zijn in een ruimte, gaan de schilderijen van Jean-Baptiste Siméon Chardin er als het ware in op. Zijn stillevens zijn realistisch. Zijn licht-schaduw-verhoudingen missen het bombastische van de rococo. Stilte, een meer passende naam had men de tentoonstelling niet kunnen geven.



Ondanks het feit dat Chardin totaal uit de toon viel bij de andere Franse kunstenaars uit zijn tijd (hij maakte geen studiereis naar Rome, de bakermat van de barok en de rococo, zoals velen deden; sterker, hij zette practisch nooit één stap buiten de wijk waar hij geboren was, Saint-Germain-des-Prés) werd hij in 1724 toegelaten aan de Académie de Saint-Luc. Vier jaar later trokken twee van zijn werken, 'La Raie' en 'Le Buffet', de aandacht van enkele leden van de Académi
 e royale en waren daarmee het opstapje naar het mekka voor Chardin: de koninklijke academie voor schilder en beeldhoudkunst.
Tot 1730 heeft de "schilder van de stilte" vast weten te houden aan zijn stijl, maar daarna begonnen de perfect uitgebalanceerde stillevens steeds meer plaats te maken voor huiselijke middelklasse-taferelen. Volgense sommige bronnen was deze overstap een nieuwe uitdaging, volgens anderen was de reden puur commercieel. Portretten betaalden immers beter, zeker als ze in opdracht gemaakt werden.



In 1756 keerde hij de mensen echter de rug toe en keerde terug naar zijn basis, stilte, stillevens. Hij kon dat zonder problemen doen, want dankzij een pensioen dat hem dankzij Louis XV was toegekend voor zijn werk als 'schatbewaarder' van het Louvre en organisator van de jaarlijkse Salon was hij minder afhankelijk van de  verkoop van zijn schilderijen. De stillevens uit deze periode zijn 'rijker' als de eerste, niet alleen wat voorwerpen betreft (Chardin's relatieve rijkdom is eruit af te lezen) maar vooral op het gebied van de compositie. De opbouw is perfect, en dient later zelfs als leidraad voor grote moderne schilders zoals Morandi, Braque, Matisse en Cézanne. In een van de brieven aan zijn broer Theo steekt ook Vincent van Gogh in 1885 zijn bewondering voor Chardin niet onder stoelen of banken. Hij vergelijkt hem zelfs met Rembrandt.




Ondanks zijn rijke carrière zijn de laatste jaren van Chardin allerminst rooskleurig. Zijn enige zoon Pierre-Jean, met kunstenaarstalent begaafd zoals zijn vader, pleegt in 1767 zelfmoord. De nieuwe directeur van de Académie Royale schroeft het pensioen van de oude meester terug die beetje bij beetje zijn aanzien bij het publiek verliest. Bovendien krijgt hij gezondheidsproblemen en is genoodzaakt over te stappen van olieverf op pastel omdat dat minder inbreuk doet op zijn gezichtsvermogen. Hoewel de portretten met die nieuwe techniek later veel bewondering wekken, worden ze op dat moment zelf met weinig gejuich ontvangen.
Op 6 december 1779, 80 jaar oud, overlijdt Jean-Baptiste Siméon Chardin in de bijna-anonimiteit in zijn Parijs dat hij bijna nooit verlaten heeft. Zijn Parijs dat het te druk heeft met zichzelf om aan de grootste schilder uit haar geschiedenis te denken. Een Parijs dat lijdt, maar allesbehalve in stilte. Tien jaar later wordt de Bastille bestormd.





De tentoonstelling 'Il pittore del silenzio' is tot 30 januari 2011 te zien in heet Palazzo dei Diamanti in Ferrara. Daarna verhuist de tentoonstelling naar Madrid. Het Museo del Prado huisvest van 28 februari tot 29 mei 2011 de prachtige collectie schilderijen van Jean-Baptiste Siméon Chardin. Een aanrader.

Foto's werken Chardin en bronnen: internet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten