vrijdag 11 februari 2011

De bank (20 augustus 2009)

De “Superenalotto”, die Italië sinds een paar maanden in haar greep houdt, is een hele simpele loterij. Een lot met 90 nummers, waarvan je er 6 uitkiest. Worden die 6 numers getrokken, dan win je de jackpot. Op 31 januari van dit jaar gebeurde dat voor het laatst. Sindsdien is er geen 6 meer gevallen en is de jackpot opgelopen tot 143,9 miljoen euro. Netto.
Italië is dus in de ban van de “Superenalotto”. En niet alleen Italië. Vooral de Fransen wippen graag even de grens over om te spelen. Hoewel dat “even” de laatste weken heel relatief is, gezien de rijen bij de giornalai en tabacchai waar je kunt spelen steeds langer worden. Vanuit Duitsland worden zelfs vliegtuigen gecharterd om op dinsdag, donderdag of zaterdag in Italië een gokje met kans op een vermogen te wagen.

De “Superenalotto” is het gesprek van de dag. Zelfs de televisie-journaals besteden er drie maal per week aandacht aan. En velen vragen zich af wat te doen in het geval hij of zij die 143.900.000 euro wint.


Ik heb een huis gekocht. In Puglia. In Selva di Fassano, om precies te zijn. Op een heuvel. Het huis is niet te groot. Juist genoeg om je lekker te voelen. Geen zwembad. Op het terras voor het huis staat een bank. Een mooie geriefelijke buitenbank. Donkerbruin gekleurd riet, en op de zittingen cremekleurige kussens.
Het is zondagmiddag. Op de bank zit een jongeman. Hij kijkt uit over het terras, met daarachter het panorama van de vlakke kuststrook die vijf kilometer ver weg overgaat in het blauw van de Adriatische Zee. De jongeman luistert naar de naam Cristiano Ronaldo dos Santos Aveiro en voetbalde tot kort bij Real Madrid. Maar sinds ik heb voor 100 miljoen heb overgenomen ben ik zijn baas.
En sindsdien zit hij elke zondagmiddag bij mij op de bank. Drie kwartier lang, waarna ik hem binnen roep voor een kopje thee. Daarna neemt hij weer plaats op de bank. Nog eens 45 minuten, en dan gaat Cristiano naar huis. Voor de rest niks.

Een verspilling van zijn talent, koppen de kranten over de gehele wereld al weken lang, maar dat zal me m’n reet roesten. Een verspilling van geld, daar zou ik het mee eens kunnen zijn. Maar dat schrijven de journalisten niet, bang om de presidenten van de miljoenenclubs tegen de schenen te trappen.
De presidenten die me plotseling allemaal blijken te kennen en me zo’n aardige jongen vinden. Waarna hun aanbieding volgt. Ze hebben door dat het geld me weinig kan schelen en doen op de meest ludieke manieren een schepje bovenop hun miljoenen-aanbiedingen. Joan Laporta i Estruch, de president van Barcelona, heeft me aangeboden de Ramblas in de Catalaanse hoofdstad om te dopen tot de Ronblas. Roman Abramovič, de Russische eigenaar van Chelsea heeft mijn zijn jacht gratis aangeboden, hetzelfde jacht waar David Beckham’s echtgenote dermate haar zinnen op had gezet dat ze manlief chanteerde met een sex-boycot als hij het haar niet kado zou doen. Massimo Moratti wilde Ronaldo zo graag in zijn Inter dat hij me via via een plaatsje op de Pirelli-kalender garandeerde. En Louis van Gaals Bayern München had een vrachtlading originele Zuidduitse koekoeksklokken voor me vrijgemaakt, dit alleen nog maar als dank voor een eerste oriënterend gesprek. En dan natuurlijk Papi Silvio. Meneer Berlusconi heeft me een post als minister aangeboden in zijn regering als ik de talentvolle voetballer aan Milan zou verkopen.
Het zal niemand verbazen dat ik nee gezegd heb op alle aanbiedingen. Cristiano Ronaldo is van mij en blijft de komende vier jaar van mij. En als er in Italië gevoetbald wordt zit hij de zondagmiddag bij mij op de bank. Punt uit.

Er staat een tv-ploeg voor het hek. Ze hebben 45 minuten lang staan inzoemen op mijn bankzitter, maar nu deze even naar binnen is verdwenen voor de thee hebben ze even niets te doen. Ze vragen of ik een babbeltje wil maken, en ach ja, waarom niet. ,,Eén vraag’’, zeg ik streng en hooghartig, zoals ik dat de grote trainers van de grote clubs op televisie zie doen.
,,Wat heb je met die andere 40 miljoen, de rest van de jackpot gedaan, Ron?’’
,,Een goeie vraag’’, antwoord ik. ,,Maar dat zeg ik lekker niet.’’
Ik draai me om en loop over de oprijlaan terug naar mijn huis. Als ik halverwege ben roep ik ,,Cristiano! Het is tijd!’’ Ronaldo komt naar buiten en neemt zijn plaats weer in op de bank. ,,Nog even, jongen’’, zeg ik in het voorbijgaan. ,,Dan mag je weer naar huis.’’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten