donderdag 3 februari 2011

Eilanden (29 december 2008)

Een mooie, zonnige wintermiddag loopt op z'n eind. Het is koud en passagiers haasten zich van de parkeerplaatsen naar de automatische schuifdeuren van de vertrekhal. En ook diegenen die alle tijd hebben lopen stevig door. Want het is koud. Het ademen is zichtbaar in de laatste lage zonnestralen. De avond begint te vallen, en dat gaat snel in december. Nauwelijks is de zon achter de horizon verdwenen of de ijsblauwe lucht kleurt lila, waarna ze overgaat in geel, dan in rood en zo naar purper. Het firmament, als de binnenkant van een immense toverbal. Het doet de grote glazen wand van de vertrekhal op een enorme reclamspot voor een nieuwe, nog bredere, nog kleur-echterige, nog waarheidsgetrouwere plasma-tv lijken. En dan van purper naar een steeds dieper wordend donkerblauw, waartegen zich één voor één een gestaag toenemend aantal sterren zich aftekent. Buiten wordt het donker en het vliegveld krijgt steeds meer van een baken, of een eiland van licht in de duistere wereld eromheen.

Smalle wegen verbinden de weinge dorpen in de onmiddellijke omgeving. Hier en daar een lantaarnpaal, wat uit het lood, die een schaars licht werpt op de berm aan haar voet teneinde een onoverzichtelijke bocht wat minder onoverzichtelijk te maken. Wie goed kijkt kan met enige moeite in de duisternis af en toe een afgelegen woning ontdekken waarvan de bewoners het geluid van landende en opstijgende vliegtuigen na jaren en jaren inmiddels gelaten over zich heen laten komen. Zoals gezegd, je moet goed kijken, want luiken en gordijnen zijn gesloten.
En daarachter wordt rond dit tijdstip gegeten. Eenvoudig, want wie genoodzaakt is om in de buurt van een vliegveld te wonen heeft over het algemeen niet veel te makken. Een waterige jus staat in een soepkom met bloemetjesmotief in het midden van de keukentafel. Een sauslepeltje erin, dan kan iedereen pakken zoveel hij wil. Ook op het tafelzeil staan bloemen gedrukt, maar die zijn anders, en door het vele schoonvegen en opvouwen al grotendeels vervaagd. Lelies, die grotendeels aan het zicht worden ontnomen als moeder de drie borden neerzet waarop aardappelen, boerenkool en een stuk worst liggen te dampen. Naast de jus komt een kan met water te staan, en naast elk bord legt moeder een mes en een vork. De lepeltjes blijven door de week in de aanrechtla, want een toetje kunnen ze zich alleen in het weekeinde veroorloven.
,,Het eten is klaar!''

In de halfduistere woonkamer wordt Mariekes betovering verbroken. Zoals iedere avond in deze laatste twee weken voor kerst zit ze bij de kerstboom, en in het zachte licht van de twee snoeren met kerstverlichting (één met alleen maar witte lampjes en één met groen, blauw en geel) speelt ze haar kerstverhaal. De figuurtjes in de kerststal wandelen rond en veranderen steeds van plaats. De drie wijzen komen de ene dag uit het oosten, de andere uit het westen. De schaapjes worden geteld en opnieuw geteld, want soms loopt er wel eens eentje weg. Dan wordt er een herder op expeditie gestuurd (herder Derrick) om het beestje te gaan zoeken. Ook Josef is er niet altijd, want die moet, net als Mariekes vader, wel eens overwerken. Maar Maria is er altijd. Net als het kindje Jezus dat, al dan niet met een natte luier, in de kribbe ligt. Maar van een natte luier schijnt hij geen last te hebben, want hij huilt nooit.

Mariekes vader moet vanavond niet overwerken. Hij heeft goede ogen, want ondanks de schaarse verlichting leest hij de krant. Tussen het ene en het andere artikel kijkt hij met een glimlach naar z'n dochtertje. Ze gaat helemaal op in haar spel en hij voelt op zulke momenten hoe zijn hart letterlijk lijkt over te lopen. Hij heeft nooit de kans gehad om te studeren en ze hebben het dan ook niet breed. Maar dit is echte rijkdom, zo realiseert hij zich maar al te vaak. Het doet hem de berichten over de economische crisis, de brandhaarden in de wereld, de opkomst van extreem rechts met haar symbolen, en de tegenvallende resultaten van zijn Charleroi (21 punten uit 17 wedsrijden; hij had er wat meer van verwacht) niet vergeten, maar ze zijn dragelijker.
Vader heeft de krant inmiddels uit en heeft zich op zijn dagelijkse kruiswoordpuzzel geworpen. Hij is expert en houdt niet op bij een moeilijkheidsgraad van 4 of 5 sterren. Nee, zijn puzzels zijn 7 (!) sterren. Desondanks heeft hij, zonder er echt zijn hoofd over te moeten hebben breken, alle vakjes zowat fluitend (''Rudolph the red nosed reindeer'') van de immer weer magisch kloppende letters voorzien. Maar in het zicht van de finish strandt hij onverwacht op een eiland, het laatste woord, 64 horizontaal: eiland in de Golf van Cambay, 3 letters. De eerste is een D, de laatste een U. Maar de tweede?
,,Het eten is klaar!''
,,Miledju'', mompelt vader.

Slechts een paar kilometer verderop, in de vertrekhal van het vliegveld Charleroi staat een kerstboom, veel groter, veel voller, en met veel meer lichtjes als die in het kleine huisje in het donker van de koude winteravond. En toch, deze boom kan niet tippen aan de kleine onregelmatige blauwspar met daaronder de kerststal van Marieke. De kunststof takken missen de geur van een echte boom, en de hal mist de reuk van boerenkool en gebraden worst. Reizigers van en reizigers naar lopen er voorbij, en dikwijls lijken ze de boom niet eens op te merken. Ik vind het altijd een heel triest tafereel, een kerstboom op een vliegveld. Ik kan er niks aan doen.

Ik ben onderweg naar Treviso en bevind me op het vliegveld Charleroi omdat er vandaar twee maal per dag een vlucht naar dat Treviso vertrekt.
Op het moment dat Marieke en haar vader en moeder aan hun aardappelen met boerenkool en braadworst beginnen kom ik erachter dat ik vergeten ben mijn boek vanuit mijn koffer naar mijn handbagage over te hevelen. ,,Miledju'', mompel ik.
Ik besluit, zonder echt hoge verwachtingen te koesteren, mijn geluk in de kiosk te proberen. Ik vind wat tijdschriften, maar ze weten me niet echt te boeien. Weinig boeken in het Nederlands. ''De bende van Nijvel'' van Guy Bouten, ongetwijfeld een interessant dossier, maar op het moment wat te lijvig. ''Een dag in Gent'' van Herman Brusselmans. Ik twijfel, maar loop uiteindelijk toch met het boek in m'n hand richting kassa. De hoek om, langs een ander schap en... M'n hart maakt een sprongetje. Boudewijn Büch, ''Eilanden''. Mijn keus is gemaakt en Brusselmans gaat voorlopig terug naar Gent. Blij reken ik mijn aanwinst af.

Büch. Ik was hem een beetje vergeten, maar herinneringen vechten zich moeiteloos een weg naar boven en drijven weer aan de oppervlakte. ''De kleine blonde dood'', zijn reisdocumentaires op tv met die vreselijk eigenwijze eigen stijl van hem, Mick Jagger in die Soundmix Playback Show van Henny Huisman. En Büchs dood. Ik kwam pas een paar jaar later te weten dat hij overleden was. Net als bij Brood, en bij Hazes.
Onder de kerstboom in de vertrekhal eten we een broodje, we drinken iets en ik vertel Lief enthousiast over mijn pas aangeschafte juweeltje, en over Büch. Lief kent Büch niet, maar luistert, en deelt m'n plezier. Want zo is Lief, lief.
Nog vijf minuten voor het inchecken. We staan op om te gaan. Ik rek me uit, haal diep adem. De geuren uit het restaurant hebben zich met moeite tot aan ons tafeltje weten te verspreiden. Nee, ik ruik geen aardappelen, boerenkool en braadworst. Maar het zou me niet verbaasd hebben.

We vertrekken uiteindelijk met een kwartier vertraging. Als de wielen van onze Boeing zich van de startbaan van Charleroi losmaken ben ik al door de inleiding heen (deze schreef Büch speciaal voor de herdruk van zijn ''Eilanden'', 10 jaar na de eerste editie) en bevind me al op het gezonde en vruchtbare St. Helena. Zo omschreef een Nederlander in 1887 deze Britse kroonkolonie die eerst en vooral bekend is geworden als de laatste - gedwongen - verblijfplaats van Napoleon Bonaparte. Hij was niet de enige die als gevangene op het eiland geleefd heeft, wel de bekendste.
Eilanden als gevangenis, verbanningsoord, eilanden groot als speldepunten maar politiek en strategisch zo belangrijk om er oorlogen voor te voeren, eilanden vol geschiedkundige, geografische en literaire ''weetfeitjes'' zoals David Carmiggelt, lid van Büchs tv-ploeg, ze noemde. Eilanden met namen als Clipperton, Bouvet, Das, Niihau en Diu (dat laatste ligt in de Golf van Cambay).
''Eilanden'' lezend hoor je Boudewijn weer praten in zijn ''Wereld van Büch'', met dat eigenwijze stemmetje van hem, met een gedrevenheid die je het af en toe wat betweterige meteen doet vergeten.
''Eilanden'' lezend realiseer je je wat een brede kennis Büch had, en dat kwam allemaal uit zijn boeken. Bladerend, lezend, af en toe met wat hulp van de inhoud. Want vergeet niet dat hij dit schreef in 1981. Internet was nog ver weg en van zoekmachines zoals Google waarop je maar een trefwoord hoeft in te tikken had nog nooit iemand gehoord.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten