zondag 6 februari 2011

Verlossing (27 maart 2009)



Zondag, 1 februari 2009 (1 v.A.).

Het regionale nieuws heeft zoals altijd weinig te bieden. Ik luister slechts met een half oor toe hoe onder begeleiding van een monotoon gebabbel een vallende fietser, een in het bezit van drugs gearresteerde buitenlander, een jubilerende priester en het gelijkspel van het voetbalelftal van Mezzolombardo de revue passeren. Een nagekomen bericht doet mijn wenkbrouwen echter enige millimeters in opwaartse richting van positie veranderen. Het maakt melding van een felgroen verlicht bolvormig object dat in de reeds donkere hemel van de vroege winteravond is waargenomen boven het meer van Caldonazzo. Het verplaatste zich geluidloos met grote snelheid van oost naar west en was slechts een tiental seconden zichtbaar. Op het nabijgelegen vliegveld Gianni Caproni in Trento kan men geen verklaring geven voor het verschijnsel. Net zomin als bij Meteo Trentino, dat afsluit met het weer voor morgen. Men verwacht een heldere dageraad, maar de bewolking zal in de loop van de dag toenemen en men moet rekening houden met sneeuw in de avond en de nacht.

Nog geen uur later ben ik het regionale nieuws al vergeten.

Maandag, 2 februari 2009 (0).

De discussies bij de halte Melta "case ITEA" gaan, zoals gebruikelijk op maandagmorgen, over het voetbal. Ook al is het grootste gedeelte van de wachtenden op lijn 7 op weg naar school, dat instituut lijkt melkwegen verder weg dan de stadions waarin de jongste miljonairs van Italië de kost verdienen. De kleinste van de groep wordt door zijn vrienden "Mosca" genoemd, "Vlieg". En Vlieg heeft de pest in, want zijn Juve heeft wederom verloren. Met 2-3 van Cagliari dit keer, in eigen huis nog wel. De hilariteit van de Milanisten en Interisten is groot, het bushokje gevuld met gejoel en gelach. Niemand heeft in de gaten dat vanuit de richting van Gardolo een ezeltje onze kant opkomt.
Pas als het beestje tot op honderd meter genaderd is hoor ik hoe vier hoefjes op het asfalt van de Via Matteotti klikken, als de hoge hakken van twee dikke dames. Ik keer me om, en ook de hoofden van de andere passagiers draaien eensgezind de kant van het niet alledaagse geluid op. De plotseling invallende verbaasde stilte is bijna tastbaar, en wordt slechts onderbroken door het bijna vrolijke klik-klak-klik-klak dat stopt als het ezeltje en zijn gevolg halt houden ter hoogte van het bushokje. De ezel, een hoogzwangere vrouw in het zadel, een man die het leidsel vasthoudt. Wolkjes adem die in de ijle, koude ochtendlucht oplossen.
,,Mogen we hier even uitrusten?'', vraagt de man. Als antwoord wijkt de groep in stilte uiteen en het echtpaar neemt op het bankje van het bushokje plaats. ,,We zijn moe'', verontschuldigt de bezoeker zich. ,,We hebben de hele nacht gelopen, want alle herbergen waren vol.''
Waar heb ik dit meer gehoord?.
,,Ik ben Josef'', stelt de man zich voor. ,,En dit is Maria.'' Dat is teveel voor Vlieg: ,,Ja, en ik ben Napoleon.'' De groep begint te proesten, wat in de kiem gesmoord wordt als er een siddering door het lichaam van Maria schiet en ze begint te kermen. ,,Mijn god, de weeën'', jammert Josef. Het koude zweet breekt hem letterlijk uit.

Gelukkig staat ook Cinzia bij de bushalte. Ze werkt als schoonmaakster in het ziekenhuis, en haar brede kennissenkring aldaar komt op dit moment wonderwel goed uit. Ze duwt haar boodschappentas in mijn armen en stroopt haar mouwen op. Nog geen tien minuten later ligt er een dot van een baby in de armen van Maria.
,,O, wat mooi'', klinkt Josef beduusd. ,,En..., hoe noemen we hem?''
,,Ale'', oppert Vlieg, ,,zoals Alessandro... Del Piero.'' Vlieg kijkt om zich heen, verbaasd, want niemand protesteert. Allemaal kijken we omhoog naar het vreemde groene schijnsel dat het bushokje verlicht.

Vrijdag, 2 februari 2525 (516 n.A.).
Joyce Innaritù, de 129e president van de Verenigde Staten van America, staat voor de spiegel. Ze moet haar ‘verlossingstoespraak' voor de natie houden en is gespannen. Niet voor de toespraak, maar ze krijgt een van haar oorbellen niet in. Haar man George schiet haar te hulp, neemt het sierraad over en, "klik", het zit. Hij legt zijn hand op haar schouder en kust haar zacht op een wang. ,,Je bent prachtig'', fluitert hij in haar oor.

Vijftien minuten later zit ze live voor de camera. De opening krijgt dankzij een close-up van president Innaritù bewust een heel persoonlijk karakter. Pas na ongeveer een minuut zoemt de camera heel langzaam uit en krijgen de kijkers zicht op een van de vensters van de "oval room" waarachter de laatste sneeuw van deze winter nog een deel van de tuin van het Witte Huis bedekt. En voor het raam staat een buscus, versierd met rode, witte en blauwe ballen, zilveren slingers en twinkelende lichtjes. Het hoort bij verlossingsdag, en doet vaag denken aan kerstmis dat tot zo'n 400 jaar geleden op grote schaal gevierd werd.
De camera zoomt nog iets verder uit, en daar, onder de verlossingsboom komt het langzaam maar zeker in beeld... Het bushokje. En de beeldjes van een groep personen.
Als je heel goed naar de figuurtjes kijkt zie je me staan, met de boodschappentas van Cinzia in m'n handen. En daar staat Vlieg, op het moment dat hij Josef op de schouders tikt en om een sigaret vraagt.
En op het bankje Maria, met in haar armen... Ale, nog totaal onwetend van de wonderen waarmee hij de wereld zal verbazen.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten