zaterdag 29 januari 2011

Blogfee (27 augustus 2008)

Iets voor middernacht. Ik lig net in m'n bed als er aangebeld wordt. Wie kan dat in hemelsnaam zijn op dit tijdstip? De honden slaan niet aan. Gek want normaal gesproken vergaat horen en zien je van het geblaf als er iemand aanbelt. Maar ze slapen gewoon door. Oronzo onder het bed, en Cicia in haar mand, een beetje snurkend. Ik begin te twijfelen. Zou ik het me verbeeld hebben? Ik luister nog even, pak mijn boek weer op, sla het terug open op bladzijde 89 en lees verder.
Ik ben nog maar twee regels gevorderd als de bel weer gaat. En weer blaffen de honden niet. Raar, maar ik besluit toch polshoogte te gaan nemen. Ik knip het buitenlicht aan en kijk vanuit het keukenraam naar beneden. Voor het hek staat een vrouwtje, klein, een beetje dik. De krulspelden in het haar gaan half verborgen onder een gele hoofddoek, en ze draagt een blauw gebloemde jasschort. Aan haar voeten een paar geruite pantoffels. Ik doe het raam open.



,,Wat is er?'' Ik realiseer me dat ik niet echt vriendelijk klink. Als er iets van mijn norsheid tot haar doorgedrongen is, dan laat ze het in ieder geval niet merken. ,,Ik kom voor het blog'', antwoord ze vriendelijk. Alhoewel, vriendelijk is het juiste woord niet. Vrolijk. En ze zet die vrolijkheid glans bij middels een lach die twee rijen parelwitte tanden tevoorschijn doet toveren. Ik ben op dat moment nog niet tot op dat punt gearriveerd.
,,Het blog'', hoor ik mezelf verward vragen. ,,Wat voor blog?'' Het wonderlijke wezen in het nog zwakke schijnsel van ons buitenlicht (we hebben een spaarlamp, en die heeft even nodig om op kracht te komen) blijft geduldig. ,,Hoezo wat voor blog. Jouw blog natuurlijk.''
Ik heb aanzienlijk minder geduld. Ik laat haar weten dat ze daarvoor dan morgen nog maar eens terug moet komen, maar wel wat vroeger. ,,Of anders stuurt U maar een mailtje.'' Ik sluit het venster, kijk nog een keer naar beneden maar ze is al weg. ,,Die is ook snel'', denk ik en draai me om om weer mijn bed en mijn boek op te zoeken.

Ik schrik me een ongeluk, want het vrouwtje blijkt nu plotseling aan de keukentafel te zitten, op de zomerstoel. Ze ziet me naar adem happen en probeert me gerust te stellen. ,,Maak je niet druk. Er gebeurt niks. Ik kom alleen maar voor het blog.'' In plaats van rustig wordt ik boos. Alhoewel, boos is het juiste woord niet. Pisnijdig. ,,Geen idee over wel blog je het hebt, en dat interesseert me ook niet! Maar je gaat nu als de sodemieter dit huis uit!''
Zij blijft echter rustig zitten, schudt het hoofd zachtjes van nee. De krulspelden deinen mee onder de hoofddoek. ,,Kalmpjes, kalmpjes'', zegt ze glimlachend. Haar ogen glinsteren, pretogend. ,,Je kan me de deur niet uitgooien, want ik ben er helemaal niet'', en wijst naar de honden die rustig liggen te slapen. ,,Zouden die zo rustig blijven als er hier een vreemde aan de keukentafel zou zitten? Ik denk het niet, hè?''

Ik denk het ook niet, en ga daarom ook maar zitten. Aan de andere kant van de tafel, op de herfststoel. Er valt een stilte. Ze kijkt me, nog steeds kalm glimlachend, aan. Mijn verwarde blik verplaatst zich een aantal keren tussen het keukentafelblad en het gezicht van de vreemde bezoekster. Ik merk dat mijn mond openstaat en maak van die gelegenheid gebruik om dan maar iets te zeggen en de stilte te doorbreken. En alles komt er in één keer uit. Wie ze is. En als ze er niet is waarom ik haar dan toch zie. En of haar kapper op vakantie is. En wat ze bedoelt met dat ze voor het blog, voor mijn blog komt. Ze laat gelaten het spervuur van vragen op zich afkomen, en pas als mijn woordenstroom droog komt te staan vraagt ze: ,,Is dat het?'' Ik denk nog even na en knik. ,,Ja, dat is alles.''
,,Oké'', antwoordt ze, maar ze gaat niet meteen verder. Ze kijkt naar het plafond, laat de ogen vervolgens naar de lamp glijden en vandaar naar de koelkast. Alsof ze nadenkt. Dan kijkt ze me aan, buigt zich iets voorover en fluistert, ,,ik ben de blogfee.'' Ik meen het goed verstaan te hebben, maar desondanks valt een ,,de wat?'' zwaar als een bowlingbal, bijna tastbaar, uit mijn mond en blijft precies midden tussen ons in naast de fruitschaal liggen. Zij wrijft even met haar hand over het tafelblad, en knikt. ,,Ja, je hebt het goed verstaan. En daar is niks meer aan toe te voegen.''
Ik laat het nieuws tot me doordringen, hetgeen me vanzelfsprekend niet volledig lukt. ,,En nu?''
,,En nu niks'', zegt ze. ,,Als je een kop thee voor me wilt zetten, dat is goed, maar voor de rest niks. Je gaat daarna gewoon naar bed en gaat slapen. Gewoon, net als anders, want ik ben er niet.''
Ik zet thee, geef haar een kom (ze neemt geen suiker en blieft ook geen koekje) en schenk voor mezelf ook in. Zwijgend drinken we. Het valt me op dat ze een beetje slurpt. Juist genoeg om het gezellig te houden. De keukenlamp weerspiegelt op het goudgele oppervlak. Ik kijk op en weg is ze. Opgelost in het niets lijkt het wel, compleet met krulspelden, gele hoofddoek, blauw gebloemde jasschort en geruite pantoffels.
,,Nou moe'', zeg ik hardop tegen mezelf. Ik blijf nog een minuut of vijf zitten, kijk in het rond maar er gebeurt niks. Het is dat er twee lege kommen op tafel staan, met onderin nog een bodempje thee, want anders zou ik toch echt aan mezelf gaan twijfelen. Na nog eens tien minuten begin ik het wat frisjes te krijgen, dus ik zet kommen op de aanrecht en ga naar bed. Van lezen komt niks meer, en nadat ik gecontroleerd heb of ik de wekker heb gezet knip ik het licht uit.

Ik slaap slecht die nacht, heb constant het gevoel in een sluimerstand te verkeren. Ik droom de gekste dromen die me overal en nergens brengen. Over het algemeen weet ik weinig van mijn dromen te herinneren, maar de laatste staat me nog vaag bij. Een blog met een vierstappenplan wat ik nog niet zolang geleden gelezen heb komt in een totaal andere vorm als een spookschip mijn ochtendnevelen binnendrijven. De vier stappen worden vier keuzes, of vier toestanden: bewust levend, toevallig levend, bewust dood, toevallig dood. En met dat laatste op mijn lippen loopt de wekker af.

Ik heb, wellicht begrijpelijk, geen zin om nog vijf minuutjes te soezelen zoals ik gewoon ben. Ik sta op, wankel richting keuken, en zet water op voor de thee. Ik voel me een wrak, heb hoofdpijn. Met de ogen nog half dicht begeef ik me op de automatische piloot naar de badkamer en zet de radio aan. RAI3, onze vaste zender, met nieuws en goede, dikwijls klassieke muziek. Terwijl ik met koud water iets meer van mijn bewustzijn tracht te activeren luister ik met een half oor (de rest functioneert nog niet) hoe iemand over Beethoven praat. Over de sonate nummer 15, heeft hij het, opus 28. Ik ben geen expert, dus mij zeggen de "rondo" en de "pastorale" weinig. Ik krijg alleen mee dat de goeie Ludwig ontzettend lang bezig is geweest om het stuk muziek perfect te krijgen. De presentator stopt zijn inleiding en dan hoor ik dit...



... en ik wordt wakker. Alhoewel, wakker is het juiste woord niet. Ik ontluik. Ik ontluik als een krokus in de vroege voorjaarszon. Mijn hoofdpijn verdwijnt. Ik voel mijn maag rammelen. Honger. Ontbijt.
Als ik klaar ben in de badkamer loop ik verrassend fris terug naar de keuken. Ik haal een placemate en een bordje uit de keukenkast, maar als ik die hun gebruikelijke plaats op de tafel wil geven zie ik dat er een briefje ligt. Pas nu herinner ik me de ontmoeting van gisteravond laat weer. Of zou dat ook gewoon een droom zijn geweest?
Ik pak het briefje op en lees...

Mooi hè, dit laatste deel - Rondo. Allegro ma non troppo - uit de sonate no. 15 in d major, opus 28 "Pastorale" van Beethoven.

Een zoen,
je weet wel van wie.

PS: Ik vind deze uitvoering van Sokolov heel mooi, maar die van Glenn Gould is volgens mij nog beter.


De prachtige foto in zwart-wit van Julienne is van Karel Lampaert
.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten