zaterdag 29 januari 2011

Sporen in Puglia (2): bau (31 juli 2008)

De Nederlandse hond zegt "waf", of als het een grote is "woef". In Duitsland spreken de viervoeters (der Hund) hun omgeving aan met "wuff" of "wau". Als de Franse hond (le chien) zich laat horen hoor je "ouah" of "ouaf". In Engeland (the dog) gaat het eenvoudig "woof", terwijl de Spaanse hond (il perro) een temperamentvol "guau-guau" voortbrengt. Ieder land laat zijn hond in de eigen volkstaal blaffen. In Italië zegt de gemiddelde hond (il cane) die je op straat tegenkomt "bau, bau". Mits het geen toerist is. Wij hebben twee honden, Cicia en Oronzo. Zij blaffen "waf, waf" en "bau, bau", want we hebben ze tweetalig opgevoed.

 

Cicia (de donkere op de foto) en Oronzo (de lichte) hebben een echt hondeleven, in de positieve zin van het woord. Ze hadden het een stuk slechter kunnen treffen, want het zijn allebei vondelingen. En we hebben ze hier gevonden, op het terrein rond het huis, in Selva di Fasano.
Cicia is een kruising van van alles en nog wat, maar de kenmerken van een herder hebben de overhand hebben. Ze lag tien jaar geleden met haar pups in de schaduw van de muur die de tuin van de straat scheidt toen Lief (die ik toen nog niet kende) hier op vakantie kwam. Bijna alle hondjes waren al dood, slecht eentje vertoonde nog iets van leven of wat daarvan over was. De pup werd naar Don Angelo gebracht, Cicia bleef bij Lief en haar zus. Ze was ongeveer een jaar oud en broodmager, wat haar haar naam bezorgde. Cicia, dikzak. Zo moest ze worden. Ze kreeg haar injecties, werd met allerlei middeltjes van het ongedierte afgeholpen waar ze als transportmiddel dienst voor deed, haar op vele plekken kale huid werd verzorgd, ze kreeg te eten. Cicia sterkte aan, knapte op en werd een prachtige hond. Vrolijk, trouw, dankbaar, maar ook nu nog altijd een beetje terughoudend. Haar pub overleefde het helaas niet.
Vier jaar geleden klaagden de mama's en de nonna's in de buurt steen en been over het feit dat er her en der 's nachts wasgoed gestolen werd. Er zat geen echte lijn in de verdwijningen. Nu waren het herenonderbroeken, dan weer panties, een andere keer weer overhemden of t-shirts die als vlekken bij een 90-graden-wasbeurt uit een kledingstuk verdwenen. Het was de periode waarin een klein vertegenwoordigertje van het type vuilnisbakkenras bij ons over de vloer begon te komen. Op een avond was Cicia aan het eten en Lief vulde ook een bord voor de bezoeker. Het was zes uur. Na het eten vertrok het heerschap, zich genoegzaam boerend de lippen schoonlikkend, en liet zich niet meer zien. Tot de volgende avond, om kwart voor zes. Hij had het servet nog niet alvast omgeknoopt, maar kwam als welopgevoed gast wel met een presentje af. Een damesblouse. De wasknijpers zaten er niet meer aan, maar je kon nog wel zien waar ze gezeten hadden. Dit was zijn manier om duidelijk te maken dat hij ons geadopteerd had. Vanaf dat moment maakte Oronzo dus deel uit van de familie. Oronzo, zoals de patroonheilige van het barokke Lecce, Sint Oronzo. Aan het eind van die vakantie reisde hij met ons mee naar Trento.

Er zullen ongetwijfeld honden zijn die het beter hebben als de onze. Maar zeker weten dat velen het een stuk slechter hebben. Zwerfhonden in de buurt van Selva di Fasano worden tijdens de wintermaanden zoveel mogelijk opgepakt. Dat is logisch, want dikwijls vormen ze roedels en daarin zijn ze ontzettend agressief, niet alleen tegenover andere dieren maar ook tegenover mensen. Dat oppakken gebeurt niet met zachte hand (de Italiaan staat immers niet bekend als groot dierenvriend) en daarna is het aftellen voor de meeste van de honden. Een dag of drie, tot een week of drie, en dan laat men ze inslapen. Ik heb er geen behoefte aan te weten hoe dat gebeurt.
Vroeger, toen Don Angelo nog leefde was dat anders. Deze priester bulkte dermate van het geld dat hij zijn eigen kerk liet bouwen bij Selva, met een kast van een huis. Zijn terrein liep langs de glooing van de heuvel naar beneden, tot aan de hekken die de Zoo Safari omringen. Don Angelo vertoefde hier de zomer en zorgde eerst en vooral voor de zwerfhonden. Ook in de winter trok hij dagelijks in zijn kleine auto vanuit Fasano naar zijn eigen kerk om de gulle giften van slagerijen, pizzeria's, viswinkels en bakkers aan "zijn" honden te gaan voederen. Niemand snapte goed hoe hij er met zijn enorme lichaam in slaagde in en uit het luid ronkende vehikel (hij deed alles in zijn tweede versnelling) te komen. Voor zijn eigen hond, een bijna witte labrador, was in ieder geval geen plaats meer over en die legde het stuk dagelijks, zijn eigen paden tussen de bomen en struiken volgend, op z'n poten af. Don Angelo was een druk mens. Te druk om zichzelf of zijn kleren regelmatig op een, dikwijls hoognodige schrobbeurt te trakteren. De zwarte habijt die hij weken achtereen droeg was op den duur dermate verzadigd van de etens- en drankresten die drie of meer maal daags langs de geestelijke kin naar beneden druppelden, dat het kledingstuk met gemak rechtop zou hebben kunnen blijven staan zonder steun van het omvangrijke lijf van de eigenaar. Een opmerkelijke verschijning dus, Don Angelo, die toch dagelijks maar vooral 's zondags op een vaste schare "fans" in zijn kerk mocht rekenen. De oude dametjes, de dikke donkere kousen over de blanke benen, biddend terwijl de kralen van de rozenkrans tussen de doorleefde vingers heen gleed. De schaapjes die hun herder devoot volgden tot hij na een ernstige ziekte op 75-jarige leeftijd overleed en, zoals men dat zo mooi zegt in die kringen, teruggeroepen werd naar het huis van zijn vader.
Maar nu zijn de zwerfhonden dus een probleem in Selva di Fasano, of eigenlijk in heel Puglia, of eigenlijk in heel Italië. Weinig toeristen die er geen tegenkomen. Het is een teken aan de wand. Met het land gaat het niet best, cultureel niet en economisch al helemaal niet. In een land waar het goed gaat zie je weinig of geen zwerfhonden of -katten. Nederland, Noorwegen, noem maar op.

Wij verzorgen deze vakantie de "catering" voor Pietro. Pietro heeft iets van een jachthond in zich, en is vooral de eerste dagen heel wantrouwig. Hij "woont" een paar bochten ver weg in ons straatje, althans, daar springt hij tevoorschijn vanachter een muurtje als hij 's morgens onze auto aan hoort komen. De afstand tussen Pietro en ons neemt dagelijks iets af. Een meter of tien de eerste dagen, een flinke stap op het eind. Maar altijd houdt hij net genoeg ruimte om niet aangehaald of geaaid te kunnen worden. Het is duidelijk dat hij minder prettige ontmoetingen met mensen heeft gehad. Van z'n luizen en z'n teken kunnen we hem dus niet afhelpen, van zijn lege maag wel. Blikken hondevoer, resten pizza's, vlees en vis die we soms meevragen in een restaurantje, het gaat er in als Gods woord in een ouderling - om even in de geest van Don Angelo te blijven. Soms krijgt Pietro na een tijdje gezelschap van twee andere honden, een pub en dominant mannetje, half zwerver en half erfhonden bij een vrijwel vervallen huisje in de buurt.
Ons voorzichtige plan om Pietro eventueel mee naar het noorden te nemen moeten we dus laten vallen. Straks staat hij hier dus alleen, weten we, te wachten tot we langskomen. Dat is en rot gedachte. We zijn wat meer gerust gesteld als we op een avond bij de buren langs gaan. Buurman Losavio wil absoluut dat wij een bus olijfolie meenemen voor zijn grote vriend de generaal, Lief's vader die het in de periode voorafgaande aan zijn pensioen tot de rang van generaal heeft weten te schoppen bij de carabinieri (het onderwerp bij uitstek overigens in de Italiaanse variant van de Belgenmop - niet Lief's vader, maar de carabinieri). Losavio kent Pietro, kent het dominante reutje dat door hem James gedoopt is, kent nog niet de pub maar wel de waarschijnlijke moeder. Als een reïncarnatie van Don Angelo namelijk rijdt hij in de winter om de andere dag door weer en wind de heuvel op naar het pleintje voor de kerk waar hij de honden eten geeft. Hij en de andere mensen hier in de buurt leggen in het najaar wat geld bij elkaar en zo wordt in de kosten voorzien. Mooi, hè?

En toch, als we na twee weken vakantie vertrekken, Pietro voor de laatste keer te eten hebben gegeven, en ik in de achteruitkijkspegel zie hoe hij ons nakijkt, voel ik me een beetje een verrader.
De volgende morgen, zondag, de laatste dag van de vakantie. Ik wordt vroeg wakker in ons eigen bed. Cicia en Oronzo liggen nog languit in hun mand, want ook gisteren is het een lange reis geweest. Ik draai me om, kijk hoe de eerste zonnestralen die door de luiken sijpelen hun lijnen trekken op de muur, precies tussen de twee zwart-wit foto's in die Toto, een vriend uit Ferrara, me kado gegeven heeft toen ik daar vertrok.
Ik denk aan Pietro.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten