Het is een grap die niet te vertalen is in het Italiaans. Bovendien slaat dit soort humor hier niet aan. Te confronterend; je moet het lot niet tarten. Te kort; je moet het publiek een beetje de weg wijzen. En te onduidelijk; is het een grap of werkelijkheid? Dat laatste is misschien wel de hoofdregel voor elke optimistische aspirant-bode van de lach in Italië: nooit zomaar beginnen, maar altijd aankondigen dat je een grap gaat vertellen.
Vorig jaar zijn we naar Griekenland op vakantie geweest. Voor mij was het de eerste keer. Met het vliegtuig van Verona naar Mykonos, en vandaar met de ferrie naar het eiland Naxos. Een schitterend eiland, waar de voornaamste bron van inkomsten nog steeds de landbouw is. Niet te toeristisch dus, maar precies genoeg. Met de quad onder de, door de zon bruin gebrande poeperd over landelijke weggetjes. De ene keer langs onherbergzame rotspartijen, steile hellingen naar het golfplaten dak van een barak of een stal in de diepte. Dan weer langs verfrissend groene akkers, bomen die ruisend hun schaduwen werpen op de koele stenen in een beekje, het water dat klaterlispelend haar partijtje meespeelt. Naar paradijselijke stranden, schilderachtige dorpjes. Vriendelijke mensen. Op sommige plaatsen langs de kust adem ik de sfeer van het Cadzand-Bad, het Groede, het Nieuwvliet uit het begin van de jaren zeventig.
Dit jaar blijven we in eigen land.

De voorlaatste zaterdag van juni is een eerste mooie dag na vier weken regen. Het noorden van het land vlucht naar de kust, de eerste zonnestralen op de nog wat bleke velletjes, de eerste flanerende passen op het warme zand van de Adriatische stranden. Nog voordat we Bologna goed en wel bereiken staan we in de file op een van de vier rijbanen van de A1. Het is nog geen elf uur, maar de lucht boven het hete asfalt trilt al als in een woestijn. Een woestijn van blik op wielen. Gelukkig hebben we een vriendin in Bologna die ons telefonisch naar de eerste de beste uitrit dirigeert. Daar wacht ze ons op en via een ingewikkelde sluiproute bereiken we Imola waar we de autostrada terug opgaan. We zijn vijftig kilometer en drie uur verder. Ook dit eerste deel van de A14 biedt ons weinig vakantieplezier. Veel auto's blijven op de middelste van de drie beschikbare rijbanen rijden, men claxoneert, er wordt met de lichten geknipperd, rechts ingehaald, tot op de vluchtstrook toe. Ik begin me te herinneren waarom we vorig jaar absoluut zonder auto ergens heen wilden en dat we daarom heel bewust voor Naxos hadden gekozen. In en rond de Autogrills is het druk en chaotisch. Jengelende kinderen, oververhitte ouders, ietwat apatische grootouders. Een zwarte bus met het opschrift "polizia penitenziaria" (gevangenis politie) blokkeert een deel van de overvolle parkeerplaats. De deur staat open. De in blauwe uniformen geklede passagiers hebben bezit genomen van de smalle strook schaduw voor de ingang van het restaurant. De donkerblauwe transpiratievlekken onder de oksels lijken met de minuut groter te worden, maar dat mag de ietwat uitgelaten stemming niet drukken. Ze gaan naar huis. Ook de slecht betaalde functies van het gevangenispersoneel worden voor een groot deel bekleed door "terroni", zoals de mensen uit het zuiden dikwijls laatdunkend door de noorderlingen genoemd worden. De rest van het terrein, en alles en iedereen die zich daarop bevindt, wordt gegeseld door de brandende zon. Het schijnt de nieuwe politiek te zijn van de Italiaanse wegrestaurants. Geen schaduw, geen beschutting. Dan moeten de mensen wel naar binnen, daar waar de omzet gedraaid wordt. In fluorizerend oranje trekt een buitenlandse werknemer zijn rondjes over het plakkerige asfalt. Gewapend met bezem, knijper, blik en vuilniszak voert hij een ongelijke strijd met peuken, papiertjes en plastic zakken die overal en ophoudelijk vanuit het niets ontspruiten. Nog twee uur, dan mag hij ook even naar binnen.

Het einde van de A14, de chaotische ring rond Bari, nog 50 kilometer en we zijn er. De autoweg die vanaf Bari de kust naar de punt van de hak volgt is geen tolweg meer. Desondanks is hij niet slechter dan wat we hiervoor gezien hebben. De bermen lopen over in het diep terracotta-bruin van de Pugliëse aarde. Het rijgedrag verandert. Hier kan je gemakkelijk iemand tegenkomen die nog geen 40 kilometer per uur rijdt en ondertussen alle kanten op zit te kijken. Wat gas terug. Zijn de olijven al groen? Even remmen. Zijn de tomaten al rood? Dat is altijd even wennen, maar na een dag weet je weer dat je er rekening mee moet houden. De Pugliees is in feite niet gemaakt voor de auto. De Pugliees praat, staat stil, ruikt, betast. De Pugliees is een buitenmens, is niet echt in staat om dat te verenigen met het autorijden. Hij weet dat zelf ook. Een sticker van Padre Pio op de achterruit heeft hier dan ook een grotere waarde dan een rijbewijs.
We hebben ontbeten, de honden gevoederd. En we gaan naar het strand!


Maria wacht ons bij de ingang van het terrein op. De handen devoot samengevouwen, bidt ze voor ons. Dat we maar door mogen hebben dat dit de ingang is, en niet ook de uitgang. Maar liefst drie rozenkranzen moeten haar wensen kracht bijzetten. Eén maakt daadwerkelijk deel uit van Maria, de twee anderen zijn waarschijnlijk tijdens de plaspauze van een gelovige weggebruiker ter meerdere eer en glorie om de gipsen polletjes gehangen. Zacht wiegen ze heen en weer in de luchtstroom van iedere vrachtauto die passeert.



Hier drinkt je de beste espresso van het land, dus we nemen ook een koffie. En de krant, waar zoals altijd drie nietjes ingeklopt worden. Angelo weet immers wat een geworstel het is om de krant op het strand te lezen als er wat wind staat. Dit jaar besluit ik ook af en toe mijn geluk te beproeven met een kraslot. Ze zijn er in alle soorten en maten. De zogenaamde loten "Milliardario" worden het meest verkocht, want daar worden de grootste premies op uitgekeerd. Boven de twee standaards waarin de loten staan twee wit-gele vlaggetjes van het Vaticaan. Je weet maar nooit.
Nog een broodje of een brioche voor op het strand, en we rekenen af. ,,A domani. Tot morgen.''

Met twee stuks vee op de achterbank verlaten we even later onze favoriete Autogrill. Niet langs de normale uitgang de autostraat op, maar achterlangs de bar waar een secondaire weg loopt. Dan naar rechts, nog een keer naar rechts, onder het viadukt door en nog een keer naar rechts...
We zijn er! We zijn er! Het strand, het strand, het strand...

PS. Ondanks het pauselijke vlagvertoon boven de krasloten heb ik slechts één keer iest gewonnen. Het was niet eens voldoende om mijn inleg te dekken.
PS PS. Jezus werd op de vrijdag voor ons vertrek onthuld en, ja, hij is prachtig geworden. Zijn kleed is parelmoer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten