Als een perfect getrainde estafetteploeg ging het van 2010 naar 2011. Lief had haar weekje 'rustig aan' tussen kerst en ouwejaar voor de volle honderd procent besteed aan het bestrijden van een virus dat onder de naam influenza door het leven
gaat. Op oudejaarsdag leek het tij zich eindelijk te keren. Wat er in het kort op neerkwam, zo bleek die avond, dat ik het stokje over had genomen en niesend, hoestend en proestend aan het nieuwe jaar begon.Een paar dagen en een stuk of tien aspirine c's later denk ik (hoop ik) dat ik niet verder ben gekomen dan een flinke verkoudheid. Maar - de vrouwen zullen dat
ongetwijfeld hartstochtelijk beamen - wij mannen lijden ook daar onder als onder de zwaarste pest-epidemie uit de geschiedenis. Hoewel ik me bewust ben van deze reputatie probeer ik elke vorm van bevestiging te vermijden. Ik gesel dus mijn neus in stilte (de zachtste zakdoekjes lijken van schuurpapier) en antwoord 'goed', elke keer als me gevraagd wordt hoe ik me voel. Desondanks kan ik niet voorkomen dat ik in een wanhopig zuchten uitbarst als ik met een totaal verstopte neus aan het avondeten zit. De mond blijft open (anders stik ik) en de oren klappen dicht (want ik moet ook slikken tussendoor). Ik voel me een alpinist op een van de hoogste flanken van de K2 die dankzij een dichte mist niet van het uitzicht kan genieten.Dat lijden van ons, mannen, heeft ons door de jaren al menigmaal het schaamrood op de kaken gebracht. Want onze vrouwen, de echtgenotes, verloofdes, vriendinnen, ja zelfs de moeders (!), verdragen ons geklaag, gesteun en zacht gekerm (dat laatste op de momenten dat we voelen dat we nu echt aan het doodgaan zijn, een geluid van overgave) met dat engelengeduld dat alleen zij voor ons op kunnen brengen, maar o wee, hoedt je voor het eerstvolgende verjaardagsfeestje op de kalender. Daar wil je als man helemaal niet naartoe, maar je moet. Dat zit nu eenmaal vast aan het overleven aan een massale aanval van de meest verschrikkelijke virussen. Maar je wilt niet, want je weet wat daar gaat gebeuren...
Een tijdje laat ze je in de waan dat HET onderwerp niet aangeroerd gaat worden, je draagt immers zelf een zee aan alternatieven aan, geestdriftig, inlevend, en op den duur zelfs met een spoor van zelfvertrouwen. Maar dan, TSJAK!!! ,,O ja, Ron heeft ook zijn verkoudheidje gehad. Iets van anderhalve dag, maar het leek wel of hij dood ging!!!''
Kennen jullie dat?
Er is echter een andere kant van de medaille, en die heet de blues. De blues, de misère in het kwadraat, de ellende bezongen op een manier die zelfs onze scheppers doet in een bui van bittere tranen uit doet barsten. De blues, vrucht van de gevoelens van een man. Wie anders dan een man kan of wil immers de ellende nog ellendiger ondergaan dan ze al is? Niemand. Alleen de man is daartoe in staat, en daarom moet de blues dus wel door een man zijn uitgevonden.
Eén van mijn absolute favorieten van het genre is Blind Willie Johnson. Alles aan de, op 22 januari 1897 in Brenham (Texas) geboren Johnson is blues. Zijn hele leven is blues.Willie's moeder overleed toen hij nog klein was en zijn vader trouwde een andere vrouw. Tijdens een ruzie tussen pa Johnson en zijn tweede vrouw wierp deze laatste een handvol natronloog in het gezicht van de kleine Willie. Hij was toen zeven jaar oud en, als gevolg van het bijtende goedje in zijn ogen, blind voor de rest van zijn leven.
Zijn vader stuurde Willie vaak de straat op om wat geld bij elkaar te zingen. Hij begeleidde zichzelf daarbij op een zogenaamde sigarendoos-gitaar. Hoewel er zo'n 30 registraties van Blind Willie Johnson zijn is de straat altijd zijn podium gebleven. Een podium waarop het slecht verdienen was. Toen zijn bouwvallige huis in Beaumont in 1945 afbrandde was er geen geld om ergens anders te gaan wonen, en zo sleet Mr. Blues zijn dagen op en rond de ruïnes. Na twee maanden kreeg hij malaria. Het ziekenhuis weigerde hem vanwege zijn huidskleur en zo overleed Blind Willie Johnson op 18 september van dat jaar.
I muzzle my nose,
I couch,
I couch,
I spit,
and I sneeze.
Oh, the end,
it will not take long anymore
upto the end,
the end of the influenza blues




De eigenzinnigheid van sommige kunstenaars verdient op zich een zekere bewondering. Chardin was een van die eigenzinnige kunstenaars. Geboren op 2 november 1699 in een Parijs dat steeds nadrukkelijker de rol van episch centrum van de Europese cultuur en kunst opeiste viel hij met zijn poeperd precies in de rococo-beurre. De rococo, ook wel de late barok genoemd, kende haar bloeitijd immers van de vroeg tot de laat 18e eeuw. Wie het vroege werk van Chardin vergelijkt met dat van de trendsetters van de rococo, zoals bijvoorbeeld Jean-Antoine Watteau, kan niet anders dan concluderen dat de Parijzenaar weinig gemeen had met zijn tijdgenoten. Zijn werken misten de delicate (pastel-)kleuren, de gezochte vormen, de ornamenten en vooral de (perfecte) mensenfiguren die zo typisch waren voor die tijd. Daar waar de rococo-doeken bijna hoorbaar aanwezig zijn in een ruimte, gaan de schilderijen van Jean-Baptiste Siméon Chardin er als het ware in op. Zijn stillevens zijn realistisch. Zijn licht-schaduw-verhoudingen missen het bombastische van de rococo. Stilte, een meer passende naam had men de tentoonstelling niet kunnen geven.



De tentoonstelling 'Il pittore del silenzio' is tot 30 januari 2011 te zien in heet Palazzo dei Diamanti in Ferrara. Daarna verhuist de tentoonstelling naar Madrid. Het 







Het laatste streepje op de benzinemeter knippert, maar het is niet ver tot aan de distributore in het dorp. Geen self-service, althans niet overdag. Behalve benzine verkoopt hij ook fietsen, en een aangename babbel. Over het weer; sommige dingen zijn op een aangename manier globaal.

Het was op een dag na precies tien en een half jaar geleden dat ik met Kevin naar Maranello was geweest. April 2000, hij was nog net geen zeven.
Ik ben net verhuisd als mijn zoon een weekje komt logeren. Kev is inmiddels zeventien, zit in het eindexa- menjaar en heeft tentamens. En herfst- vakantie. En vele interesses die niet echt met de mijne overeen komen. Maar we bepalen samen de uitstapjes en zo doe ik dingen die ik normaal gesproken alleen nooit zou doen. Zoals nog eens terug gaan naar de Galleria Ferrari in Maranello.





In zijn boek "Where children sleep", dat deze maand ook in Italië uitkomt, heeft 



















