maandag 7 februari 2011

Het witte paard (26 mei 2009)

Ik ben een wit paard. Maar dat is niet correct. Blank ben ik, uit blank hout gesneden en daarna oppervlakkig gevernist. Uit blank hout gesneden klinkt ambachtelijk, maar dat was het allesbehalve. Serieproduktie. Een mal met daarachter eenvoudig wat blokjes hout. Een serie frezen veranderde ze razendsnel in een serie paarden, allemaal exacte kopieën van het origineel. Het enige verschil is, als je heel goed kijkt, de houtstructuur. Verwacht er niet teveel van want het hele stel schaakstukken hier op het bord komt uit de minste kwaliteit bomen. Jong, licht, gemakkelijk te bewerken. En dat zie je. Ik mis bijvoorbeeld een oor, en een van de zwarte paarden is een stuk van zijn neus kwijt. Daar zou ik flauwe grappen over kunnen maken, maar dat doe je niet als je zelf een oor mist.

En aan het eind belanden we allemaal in dezelfde doos.

Ik ben een wit paard, maar desondanks heb ik weinig verstand van het schaakspel. De kennis komt immers met hetgene wat je rond je ziet gebeuren, en mijn eigenaar is geen groot speler. Eén keer per week speelt hij tegen zijn broer, maar ook van hem moet je het niet hebben. Het is geen familie van grootmeesters, laten we het daar maar op houden.

Af en toe spelen we buiten de deur. In het Vondelpark. Of op het Max-Euwe-Plein, zoals nu. Gaat de strijd thuis met broerlief nog enigszins gelijkop, hier worden we over het algemeen genadeloos afgemaakt en verdwijnen we in een recordtijd terug in de doos. Ook deze keer zie ik er een zwaar hoofd in, want achter zwart zit een kenner. Zo iemand die een pijp rookt, en tussen de blauwe wolken door de tegenstander veinzend aankijkt. Iemand die verrassend weet te openen.

De opening van vanavond heeft meteen een groot aantal van onze krachten naar de boorden van het bord doen verdwijnen. Daar staan ze, met een pesthumeur. Want bij het schaken staan de beste stuurlui niet aan wal. Integendeel. Zeker op het Max-Euwe-Plein sta je als schaakstuk behoorlijk voor lul aan de kant van het veld.

De tegenstander lurkt tevreden en zelfverzekerd aan zijn pijp. Ietwat overmoedig wellicht. Glimlachend valt hij over zijn linkerflank aan, slaat achteloos een lopers en merkt dan pas dat zijn dame volledig onbeschermd is gebleven. Haar lot rust in mijn handen.
Rondom het bord ziet iedereen dat de rollen opnieuw verdeeld zullen zijn als de zwarte dame van het toneel is verdwenen. Ook 'pijp' weet dat. In gedachten voel ik al de kleffe vingers van mijn eigenaar in de nek (hij heeft, op weg naar hier, nog vlug even een kroketje uit de muur getrokken), mijn glorieuze vlucht over de velden naar G3 en het tikje waarmee de dame uit haar evenwicht wordt gebracht.

IEDEREEN ziet het, behalve mijn eigenaar. Hij brengt me naar G8, waar ik meteen geslagen wordt door de opgelucht glimlachende dame. Vijf minuten later is het gedaan en wordt het deksel boven ons gesloten. De doos gaat onder de snelbinders en we rijden naar huis.

Dit had een eretocht kunnen zijn.











 Foto: internet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten