donderdag 3 februari 2011

De vogel die de schroeven van de wereld aandraaide (26 november 2008)



Puri
schrijft in haar blog op Hyves over God, over fluisteren en luisteren.

Wie de stem van God wil horen, moet stil kunnen zijn', vertelde een vriend mij.
"Waarom?", vroeg ik hem.
Hij keek me verbaasd aan en alsof dat logisch was zei hij: "Omdat God fluistert."
Mooi zei ik: "Luisteren vult mijn leven"
In mijn reaktie vertel ik haar onder andere dat ik op het ogenblik een boek aan het lezen ben van Murakami, "De opwindvogelkronieken".
Een passage die een ezelsoor oplevert is de dialoog tussen de protagonist Okada Toru en Kanō Creta, een mysterieuze jonge vrouw (het zusje van de al even geheimzinnige Kanō Malta). Hij heeft zojuist haar aanbod afgeslagen om samen met haar naar het Griekse eiland Creta af te reizen, waar ze haar ware identiteit hoopt terug te vinden.

,,Mag ik je wat zeggen'', zegt ze op een extreem kalme manier. ,,Ook jij weet dat dit een gewelddadige wereld is, die ruikt naar bloed. Wie niet buitengewoon sterk is overleeft niet. Tegelijkertijd is het ontzettend belangrijk stil te zijn, met de oren gespitst om het geringste geluid te kunnen horen. Goed nieuws wordt over het algemeen zacht verteld. Denk daaraan, alsjeblieft.''
Ik knikte.
Puri stuurt me een filmpje van You Tube. Het is een fragment van Matthijs van Nieuwkerks "De wereld draait door" uit februari 2007. Tim Krabbé vertelt over Haruki Murakami. Gedreven, gepassioneerd, hartstochtelijk. Een schrijver die zich niet te groot voelt om de loftrompet te steken over een andere schrijver.
Ik ben nog niet zo lang Hyver, maar voor de zoveelste keer verwonder ik me over het labyrint van straatjes die het medium aan me openbaart. Voor mij dikwijls onbekende streegjes waarin nu eens de ene, dan weer eens de andere Hyve-vriend wel bekend is en graag voor gids speelt. Zoals ik graag doe met de voor mij bekende adresjes. Virtuele vriendschappen (noem je ze zo?), ook op het VK-blog, die mijn reële horizon verbreden.

 
Het is een koud weekeind geweest. Vrijdagmiddag blies een Hollands aandoende gure wind de hemel azuurblauw, met in haar kielzog een polair aandoende kou die zodoende in de nacht vrij spel kreeg. Men had aanvankelijk sneeuw voorspelt maar zowel op zaterdag als op zondag laat zich geen wolkje zien. Trento beleeft haar eerste weekeind met de kerstmarkt. De stad is vol met in dikke sjaals gedraaide wandelaars die van het mooie weer profoteren en een rondje langs de, mij persoonlijk altijd ietwat triest, kunstmatig en consumptiegeil aandoende kraampjes op Piazza Fiera te maken. De eerste files op de A22 voor een dagje Mercato di Natale in Trento zijn een feit. Ik weet dat er tot aan de kerst nog velen zullen volgen.
Als om zes uur maandagmorgen de wekker afloopt weet ik onmiddellijk dat het gesneeuwd heeft. Het buitendonker dat vanuit de keuken de slaapkamerdeur bereikt heeft een andere kleur. Het is minder intens, lichter, heeft een gele ondertoon. Ik luister aandachtig, slalommend tussen de regelmatige ademhalingen van Lief en de honden. De normale buitengeluiden zijn verstomd, of hoogstens gedempt hoorbaar. Als vanonder het dikke donzen bekbed waarvan ik de warmte tussen nu en een paar minuten moet ruilen voor de kou die tijdens de nacht bezit heeft genomen van ons huis en straks het kippevel op mijn armen en benen zal doen verschijnen.
Mijn wereld draait op dit tijdstip nog heel langzaam De repeteer-functie van mijn wekker telt de minuten veel sneller dan ik ze tel. Een druk op de knop, diep ademhalen en m'n blote voeten maken contact met het koude parket. Hmpff.
In de keuken knip ik het buitenlicht aan en loop nog ietwat slaapdronken naar het venster. Daar waar een aantal maanden geleden de blogfee haar opwachting maakte rust nu een egaal wit tapijt. Nog niemand heeft zijn sporen achtergelaten op die, onder de sterren van het laatse nachtlicht glinsterende stille witte wereld.

Een uur later sta ik bij de bushalte. De normale groep schoolgangers heeft zoals altijd de beste plek onder de overkapping ingenomen. De overige wachtende passagiers zoeken kleumend onder een verscheidenheid aan paraplu's bescherming tegen de inmiddels weer gestaag neerwaarts dwarrelende sneeuwvlokken. Nog eens een uur later sta ik nog steeds bij de bushalte. In die tijdspanne hadden normaal gesproken elf bussen moeten passeren, maar het is overduidelijk dat de provinciale openbare vervoersonderneming Trentino Trasporti zich heeft laten verrassen door de ongebruikelijke, maar desondanks toch aangekondigde vroege entree van Koning Winter. Slechts twee bussen komen voorbij. Maar die zijn zo overvol dat de chauffeurs niet eens de moeite nemen om bij onze halte te stoppen. Ik wacht nog een kwartiertje, maar dan houd ik het voor gezien en ga terug naar huis.
De honden zijn blij verrast me nu al terug te zien, maar na een korte uiting van deze blijdschap stoppen ze al snel hun rondjes om mijn verkleumde benen en zoeken ze hun mand weer op. Ze zijn niet in het bezit van een bordje "niet storen", hebben dat ook niet nodig. De manier waarop ze zich behaaglijk opkrullen en met een diepe zucht de ogen sluiten zegt genoeg.

Ik bel naar m'n werk dat het wat later wordt vandaag, waarna ook ik me opkrul op de bank. De voeten warm onder m'n achterwerk pak ik m'n boek en laat me voor een uurtje door Haruki Murakami meevoeren naar een wereld, warvan de schroeven door een vogel worden aangedraaid. Zo luidt de titel van het boek in het Italiaans, "L'uccello che girava le viti del mondo", de vogel die de schroeven van de wereld aandraaide. En buiten heerst nog steeds een bijna vredig aandoende stilte.













Aan het eind van het liedje heb ik me toch nog redelijk nuttig weten te maken voor m'n baas. De maandag gaat snel voorbij en voor ik er erg in heb is het alweer tijd om naar huis te gaan. De bus arriveert precies zeven minuten later dan dat er op het dienstrooster aangegeven staat. Maar dat is normaal en wordt door ons, wachtend bij de bushalte niet meer als een vertraging gezien.
Terug thuis het rondje met de honden. Halverwege de ochtend is het opgehouden met sneeuwen, maar de vrieskou is gebleven. De vriendelijk zachtdonzen stem van de verse sneeuw van vanmorgen is veranderd en kraakt als een bejaarde op het onregelmatige ritme van mijn onzekere tred. Het vredige is verworden tot een dun laagje schijn, waaronder het gevaarlijk glad is op sommige plaatsen. Maar ik blijf op de been, en mijmerend volg ik Cicia en Oronzo die her en der hun profile pimpen en een blog plaatsen op de nog zo goed als onbeschreven website van de winter van 2008. Mijn adem schildert wolkjes in de koude avondlucht.
  Thuis is het aangenaam warm. De kuil in de kussens op de bank is dezelfde als vanmorgen, uitnodigend. Het boek is hetzelfde als vanmorgen, en net als vanmorgen verlies ik mezelf, verdwaal, verdwijn, in de eindeloze doolhof die Kuramaki in zijn "Opwindvogelkronieken" creëert.
Tim Krabbé vertelde aan Matthijs van Nieuwkerk dat de Japanse "meester" geen vooraf uitgestippelde route volgt, maar gewoon schrijft wat er op het moment in hem opkomt. Het lijkt me stug, maar ik kan me toch ook niet van de indruk onttrekken dat er iets van waar is. Hij gebruikt bepaalde personen om een bepaald verwachtingspatroon op te bouwen, ze krijgen zelfs gedurende enige honderden bladzijden een hoofdrol maar verdwijnen daarna bijna volledig uit het verhaal. Voor de sensuele zussen Kanō is zo'n rol weggelegd, en zo ook voor een muzikant die bijna uit het niets verschijnt en weer net zo gemakkelijk in datzelfde niets verdwijnt. Ze dragen echter allemaal op de een of andere manier een steentje bij aan de oplossing van de zoektocht Okada Toru naar zijn vrouw Kumiko. Zij verdwijnt van het ene moment op het andere uit het leven van Toru. Net zoals hun kat, met wiens verdwijning de schrijver aan het begin van deze 832 bladzijden tellende roman het pad voor zijn lezers effent. De kat luistert naar de bijzondere naam Wataya Noboru, genoemd naar de broer van Kumiko die, zonder dat Toru het wil, een ontzettend grote invloed op het leven van het echtpaar heeft. De sleutel van Okada Toru's zoektocht blijkt te liggen op de bodem van een oude, inmiddels drooggevallen waterput in de achtertuin van een huis waarvan de bewoners elke keer op de meest vreemde manier om het leven zijn gekomen. Een sleutel die leidt naar de geheimzinnige, immer duistere suite 208 van een immens hotel. Toru vindt er in de stilte en het donker min of meer een antwoord op al zijn vragen.
Wie van de films van David Lynch houdt, zal ook "De opwindvogelkronieken" kunnen waarderen. Het is op sommige momenten of je in een van de films van de exentrieke regisseur terecht bent gekomen. De films van Lynch zijn moeilijk te omschrijven. Het is vooral de sfeer die opgewekt wordt die je gemakkelijk twee uur of meer aan je stoel gekluisterd houdt, zonder dat er echt iets gebeurt. En zo is het ook met dit boek van Murakami. Niets is logisch. Verleden, droom, werkelijkheid, heden, het loopt op een waanzinnige manier door elkaar. En terwijl de grenzen vervagen wordt het steeds moeilijker om je uit het boek los te rukken.
Hoe moet je het noemen? Magie, denk ik, betovering.

Als ik pas een boek uit heb valt het me moeilijk om onmiddellijk in een ander te beginnen. Het moet even bezakken. Dus als ik naar bed ga draaien de vogels van Murakami de schroeven van mijn wereld nog geruime tijd aan. In het donker geniet ik na van de geniale invallen die hij heeft, en de pareltjes van herkenning die ik desondanks een immens cultuurverschil heb kunnen voelen. Iedereen die als kind zonder broertjes of zusjes opgroeid is heeft schijnbaar toch iets gemeen. Japanner of Nederlander, het maakt niets uit. En de waanzin van de oorlog wordt overal ter wereld op eenzelfde manier gevoeld. Murakami schildert een tragische scène in een Chinese dierentuin op het eind van de tweede wereldoorlog, die alle "horror" op een  bloedstollende manier samenvat.
Als om zes uur de wekker afloopt, merk ik dat het donker anders is dan gisteren. In de verte hoor ik hoe het geluid van een goederentrein weerkaatst wordt door de bergen. De kerkklok in het dorp slaat de laatste van zes slagen. Een hond blaft. Ik hoef niet op te staan om te weten dat het vannacht niet gesneeuwd heeft, en blijf nog een paar minuten liggen. Mijn wereld draait nog heel langzaam op dit tijdstip.

Hieronder het interview van Matthijs van Nieuwkerk met Tim Krabbé.




Foto Haruki Murakami: Sutton-Hibbert/Rex Features.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten