vrijdag 18 februari 2011

Oranje naar de finale, met dank aan Renato Borghetti? (7 juli 2010)

Italianen zijn erg gelovig. En nog meer dan gelovig zijn ze bijgelovig. Bijna alles heeft wel een betekenis. Positief (een duif die in vogelvlucht juist jou weet te treffen met zijn uitwerpselen) of negatief. Gelukkig is er voor de meeste negatieve voorbodes een tegenmiddel om het lot te keren. Bijna dagelijks wordt ik geconfronteerd met een huisgenote die wat korrels zout over haar schouder naar achteren werpt als ze per ongeluk wat zout heeft gemorst bij het bereiden van de pasta.
Bijgeloof heeft niets met intelligentie te maken, of het gebrek daaraan. Iedereen heeft wel een tik, ongeacht in welke laag van de maatschappij hij of zij zich doorgaans beweegt. Ik ben er na ruim tien jaar in Italië gewend aan geraakt. Erger nog, ik heb er iets van overgenomen.

In mijn vorige bijdrage meldde ik al dat ik het Nederlands elftal nog niet had zien spelen op het WK. Niet omdat ik niet wil kijken, maar de eerste drie wedstijden werden gewonnen tijdens mijn vakantie zonder dat ik daarbij op afstand toeschouwer van was. Ik heb het beste met onze jongens voor, en daar kwam dus dat Italiaanse bijgeloof-duiveltje om de bocht kijken. Ik keek niet naar Nederland-Slovenië, en Oranje won. Ik keek niet naar Nederland-Brazilië, en Oranje won. En gisteren keek ik niet naar Nederland-Uruguay, en Oranje won. Ik begin me zo langzamerhand een echte octopus te voelen, heb er zelfs al even over nagedacht om mijn naam in Paul te veranderen.
Niet kijken was tot gisteren niet eens zo moeilijk. Tijdens de groepswedstrijden was ik immers op vakantie, en tijdens de achtste en de kwart finales was ik aan het werk. Maar gisteravond zou ik dus thuis zijn geweest. Lichte paniek. Wat moet ik doen? Eerst had ik het plan opgevat om naar de bioscoop te gaan, maar uitgerekend eergisteren was “mijn” Cinema Astra aan haar zomerreces begonnen. Victoria of Modena waren een alternatief, maar de weeїge geur van popcorn die daar in de zalen hangt ruik ik de volgende dag nog. Op de culturele agenda van Trento zie ik dat er een concert is in Piazza Battisti. Dan daar maar naartoe. Ook al zegt de naam van de groep me niets, een snelle blik op internet is veelbelovend...
 

 
Piazza Battisti is een plein dat aan de achterkant aan het Teatro Sociale grenst. Het is niet groot, maar imponeert. Vooral door de typische stijl van de gebouwen die het plein omgeven die bijna allemaal in de fascistische periode zijn opgetrokken. Rechte lijnen. Strak. Niet de meest romantische plaats van Trento.
Toch zijn de terrasjes van de twee café’s aan de noordzijde altijd druk bezet. Ook nu. Er wordt gelachen, gepraat, gediscusseerd over het voetbal, ook al ligt Italië er al lang uit. Voor het podium zit en staat een paar honderd koppend tellend publiek te wachten op wat komen gaat. Als Renato Borghetti om iets over half tien samen met zijn Quartet het licht van de schijnwerpers instapt klinkt applaus. Op de terrasjes kwebbelt men rustig voort. En dan begint Berghettinho, zoals hij door zijn fans genoemd wordt, te spelen. De eerste tonen die uit zijn ‘gaita ponto’ opstijgen zijn traag, fladderen als vlinders de zwoele zomeravondlucht in. Zijn kompanen vallen in, klarinet, piano en gitaar. Een rondreis door de, door Borghetti eigentijds ingekleurde volksmuziek van de Rio Grando do Sul, de meest zuidelijke van Brazilië's 26 deelstaten, begint. Het duurt niet lang of zelfs de drukste stemmen op het terras zijn verstomd. 'Magia', noemt men dat hier, magie.


Rio Grando do Sul, het grensgebied tussen Brazilië en Argentinië. De Milonga heerst er, de chamamé, de chacarera, de tango, en de samba natuurlijk. Toen de in 1963 in Porto Alegre geboren Borghetti op 16-jarige leeftijd de 'gaita ponto' (de Braziliaanse kleine versie van de knop-accordeon) begon te bespelen had hij na verloop van tijd eenvoudig in de anonieme massa van locale artiesten kunnen verdwijnen. Maar het liep anders, want hij had talent. En niet alleen dat. Hij wilde niet enkel de traditionele volksmuziek spelen, maar er een persoonlijke klank aan geven. En zo begon hij dus te componeren, creëerde een mix van de verschillende populaire muzikale stromingen uit zijn geboortestreek. Niet alleen met elkaar, maar ook met de jazz. Het verrassende was dat Borghetti's muziek, die duidelijk verwijst naar zijn roots, maar nergens puur folk wordt, geaccepteerd wordt. Sterker nog, zijn eerste cd, 'Gaita Ponto' uit 1984, gaat meer dan 200.000 keer de toonbank over. Het levert hem als eerste Braziliaanse artiest een gouden plaat op voor een album waarop slechts één enkel instrument te horen is. In zijn Rio Grando do Sul wordt hij op handen gedragen, en hij wordt als een van 's werelds beste accordeonspelers beschouwd. Sommigen vergelijken zijn werk als componist met dat van de grote Ástor Piazzola die de nuevo tango creëerde.

Het Renato Borghetti Quartet brengt moeiteloos de speciale mix van Zuidamerikaanse folk en jazz over op het publiek in Trento. Het wordt nergens te 'jazzy' voor de toevallige passant of de, zoals ik, nieuwsgierige bezoeker. Het wordt nergens zo 'folky' dat het publiek het publiek mee gaat klappen. Borghetti is vanzelfsprekend het centrale punt. Het typische geluid van de accordeon valt naadloos in op de momenten dat een vleugje 'pepe' gewenst is. Hij bespeelt de 'gaita' als Danny Boodman T.D. Lemon in Alessandro Baricco's “Novecento: la leggenda del pianista sull'oceano”.
Pedro Figueiredo is op sax, clarinet en dwarsfluit de tweede pijler. Zijn spel en dat van Borghetti sluiten heel mooi op elkaar aan. Gitarist Daniel Sá en pianist Vitor Peixoto zijn onhoorbaar aanwezig en zijn juist daardoor twee onmisbare elementen. Toch krijgen ze de ruimte die ze verdienen. Hun “duetten” met de 'gaita ponto' zijn pareltjes.
 

 
Tussen het laatste nummer en de 'bis' gaat Lief nog twee pilsjes halen. ,,Mag ik je het goeie nieuws vertellen'', vraagt ze als ze terugkomt. Ik heb werkelijk geen idee waar ze het over heeft.
,,Nederland heeft met 3-2 gewonnen!''
Ik was de wedstrijd compleet vergeten. Dat maakt het nieuws er niet minder leuk om. En de 'bis' is een mooie afsluiting.
Tijd om te bedenken waar ik zondagavond eens naartoe zou kunnen gaan.






Het Renato Borghetti Quartet treedt op 10 juli om 16.30 uur op tijdens het Brosella Festival in Brussel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten